Sumi-e is een Japanse term die niets meer of minder betekent dan: schilderen met inkt, in het Chinees: shui mo hua. De Oosterse schilderkunst kent hiervoor vier schatten, te weten: inkt, inktsteen, papier en penseel. De inkt bestaat uit blokken pigment en bindmiddel; de beste zwarte inkt komt van roetanslag van dennenhout dat verbrand wordt. De inktsteen is een platte steen van een soort leisteen. De inktstaaf of -blok wordt hierop met wat water tot inkt gewreven, die vervolgens verdund kan worden om meerdere nuances te krijgen.
Het papier is van plantaardige oorsprong en kan moerbei-, bamboe- en vele andere vezels bevatten. Elk papier heeft zijn eigen karakter. De penselen zijn van dierlijk haar en ook hier geldt dat elke haarsoort zijn eigen karakter heeft; gebruikte haren zijn o.a.: geit, konijn, hert, paard.

Het papier is sterk absorberend, wat inhoudt dat voor het schilderen van een strakke lijn er resoluut gewerkt moet worden; het is daarom noodzakelijk om voordat het penseel het papier raakt al te weten wat je gaat doen. Elke aarzeling vertaalt zich in vage vlekken. Dit weten wat je gaat doen kan het gevolg zijn van het laten rijpen van een idee, maar het kan ook een spontane inval zijn.
Het eigenlijke schilderen kan worden vergeleken met een boom die een blad laat vallen.